Een ‘kampvuurgesprek' op je werk. Helpt dat? Vereerd met interview van de altijd scherpe Japke Bouma over antropologie op de werkvloer.
Japke-d. Bouma onderzoekt hoe je gelukkig wordt op je werk. Tips via @Japked op Twitter.
Schapendrijven, met Lego spelen of samen een kluwen wol afwikkelen om de ‘verbinding’ te symboliseren: je kunt het zo gek niet verzinnen of collega’s doen het met elkaar, voor de ‘teambuilding’.
Een ander idee is om je bedrijf te zien als een stam, een ‘tribe’, en op zoek te gaan naar de „gemeenschappelijke kernwaarden”, zo las ik laatst in een artikel op mt.nl.
Daarbij kunnen bedrijven allerlei oude rituelen gebruiken zoals het oprichten van een ‘totem’ of een ‘kampvuurgesprek’, maar kan ook geleerd worden van de ‘koppensnellers’ – stammen die in naburige dorpen hoofden afhakten. Lekker competitief.
Toen ik uitgehuiverd én uitgelachen was hoe dat eruit zou zien op de redactie van NRC werd ik erg nieuwsgierig naar de vrouw achter deze ideeën, Danielle Braun van de Academie voor Organisatiecultuur. Ik belde haar en mocht haar alles vragen.
Even voor de zekerheid, het is wel serieus bedoeld toch, de totems, de koppensnellers?
„Absoluut! Mijn boek The corporate tribe was in 2016 managementboek van het jaar en ik geef overal cursussen bij bedrijven.”
Alweer een nieuwe managementhype.
„Juist niet! Ik ben antropoloog, dat is één van de oudste wetenschappen. Mijn idee is dat voor elk probleem in een organisatie altijd ergens in het verleden al een volk een oplossing heeft bedacht. Een totem is bijvoorbeeld gewoon de ziel van het bedrijf.”
Er zijn bedrijven die écht een totempaal neerzetten, las ik.
„Haha, ja, die bedrijven slaan een beetje door. Maar een totem kan ook een boek zijn, een ritueel jaarfeest, of de muur in het Antoni van Leeuwenhoek-ziekenhuis waar patiënten hun hartekreten, vreugde en verdriet op verwoorden.”
Bij NRC hebben we volgens mij geen totem.
„Dat hoeft ook niet. Als je het er maar vaak genoeg samen over hebt wat je belangrijk vindt.”
Dat kan in een ‘kampvuurgesprek’, zeg jij. Daar kreeg ik een beetje jeuk van hoor.
„Het is juist heel mooi, zo’n gesprek. Ik krijg soms foto’s van bedrijven die grote vuren maken in de sneeuw.”
Nóg meer vergaderen.
„Ik ben het met je eens dat er te veel vergaderd wordt. Maar dit gaat om échte gesprekken met je collega’s. Veel mensen klagen dat ze elkaar kwijtraken op het werk. Daar helpt dit tegen.”
Ik denk dat heel veel mensen juist denken: wás ik ze maar wat vaker kwijt, die collega’s.
„Ja, maar dat komt door die rare kantoren! Alles is open, overal flexplekken, nergens meer een eigen plek. Juist daardoor sluiten mensen zich van elkaar af en zouden ze meer écht met elkaar in gesprek gaan.”
Of juist hun mond houden, begreep ik. Dat vond ik een veel beter idee.
„Ja, de stiltevergadering. Dat is een idee van de Quakers volgens het principe: zeg alleen iets als het écht nut heeft. Nogal een contrast met veel vergaderingen waar veel geluld wordt en weinig gezegd.”
Je verzamelt ‘best practices’, overal ter wereld las ik, maar ik ken juist veel ‘worst practices’: stammen waarmee het slecht afliep.
„Zeker, veel stammen zijn verdwenen, maar ik zie ook heel veel nieuwe ontstaan: skaters, kantoortijgers, sportclubs.”
Veel stammen hebben elkaar uitgemoord, en die overbleven kennen veel depressie, alcoholisme, kijk naar de native Americans.
„Ja, maar bij ‘ons’ in de westerse wereld heb je burn-out, eenzaamheid. Mijn boodschap is dat er geen goede of slechte stammen bestaan, maar dat we van allemáál kunnen leren.”
Een van jouw adviezen is dat bedrijven meer zouden moeten ‘koppensnellen’.
„Ik bedoel dat je soms wreed moet zijn om te overleven en dat er niets exotisch is aan het gedrag van zogenaamde ‘exotische volken’.”
Willem Holleeder staat erom terecht: oog om oog, tand om tand.
„Ik keur bloedvergieten natuurlijk niet goed! Het gaat mij om de strijdlust.”
Is er ook bewijs voor jouw ideeën?
„Je hebt gelijk dat een kampvuurgesprek niet wetenschappelijk onderbouwd is, maar veel in de antropologie is dat wél, zoals dat rituelen verbindend werken. Ik ben zelf gepromoveerd op politiecultuur.”
Met Lego spelen is ook een ritueel. Dat is dan dus net zo goed als een kampvuurgesprek.
„Een goed ritueel moet herkenbaar zijn, kampvuren zijn ouder en dus meer vertrouwd dan Lego. Maar het gaat mij niet zozeer om vuur of blokjes, maar om het échte contact, aandachtige gesprekken. Ik zou sowieso best wat vaker antropologen willen horen over organisatiecultuur. Ik vind het jammer dat dat vaak louter aan economen en psychologen wordt overgelaten.”