De Bosniërs zouden voor even komen, maar ze bleven - interview in het NRC - 28 maart 2022
28 maart 2022 - Lidija Zelovic / Yaël Vinckx
Tijdens de Balkanoorlog werden duizenden Bosniërs in Nederland opgevangen. Wat kunnen we leren van hun ervaringen over hoe vluchtelingen wel én niet op te vangen?
Boris Jurkic was 24 jaar toen hij in een opvangcentrum in Den Haag belandde. Het was 1994; de Bosnische hoofdstad Sarajevo werd al twee jaar belegerd, de moslimenclave Srebrenica was nog niet gevallen. De vluchteling uit Bosnië herinnert zich vooral de eenzaamheid, de leegte en de pingpongtafel in Den Haag. „Het centrum lag op een industrieterrein. We hadden geen contact met de buitenwereld, hadden niets te doen en mochten niets doen. Ja, we mochten tafeltennissen. En we blowden.”
Dat veranderde toen hij naar een asielzoekerscentrum in het Veluwse Putten verhuisde. Hier was het regime minder stringent; zo moest hij zich één keer in de week melden in plaats van twee keer per dag. Bovenal ging de wereld een beetje open. Putten had een plaatselijke basketbalclub en Jurkic, die in Bosnië op hoog niveau basketbalde, vroeg of hij mocht meetrainen. Dat kon. „Ik werd er hartelijk ontvangen, werd uitgenodigd bij mensen thuis. En langzaamaan werd ik weer mens.”
Kleinschalige opvang in kleine gemeenschappen pakt dikwijls het beste uit, weet Danielle Braun. Ze was van 1997 tot 1999 directeur van een asielzoekerscentrum in Dronten in Flevoland. Hoewel een kleine gemeenschap in eerste instantie argwanend naar de komst van de vluchtelingen kijkt, worden ze vaak al snel ‘onze vluchtelingen’. Omgekeerd willen vluchtelingen, die soms weigeren naar een klein dorp te vertrekken, er later vaak niet meer weg, weet Braun.
Op eigen houtje
Kleinschalige opvang is lastig te realiseren. Op het hoogtepunt van de oorlog in Bosnië waren 2,6 miljoen mensen, 60 procent van de bevolking, van hun huis verdreven, aldus de VN-Vluchtelingenorganisatie UNHCR. De meesten verbleven in Bosnië zelf (1 miljoen) of in andere Joegoslavische deelrepublieken (525.000). Nederland zou uiteindelijk 25.000 Bosniërs opvangen; sommigen kwamen op uitnodiging van de regering, anderen op eigen houtje. Ter vergelijking: maandag zaten er al 18.000 Oe-kraïners in de opvang. Uit een intern document blijkt dat het kabinet rekening houdt met 100.000 of meer vluchtelingen.
Net als in Oekraïne zagen de Bosniërs het gevaar aankomen en hoopten ze dat een oorlog zou uitblijven. En net als in Oekraïne werd de rest van de wereld verrast door de inval. In allerijl richtte de Nederlandse overheid tentenkampen en oude kazernes in, die leeg waren omdat de Koude Oorlog ‘voorgoed’ voorbij was. In de zomer van 1993 liep de opvang spaak en overnachtten Bosnische vluchtelingen in Nederlandse maïsvelden.
Na die beelden werden de vluchtelingen warm onthaald, „al was”, zo zegt een van hen, „de hysterie niet zo groot als nu met de Oekraïners”. Naarmate de aantallen groeiden, groeide ook de weerstand – vooral toen de Bosniërs aanspraak maakten op huisvesting. Toen waren gemeenten niet meer zo blij met hen.
Rondvaartboot in de Waalhaven. Foto Flip Franssen/Hollandse Hoogte
Daar hebben de Oekraïense vluchtelingen nu nog geen last van. Vluchtelingenwerk kreeg er, sinds het begin van de oorlog vijf weken geleden, vijftienduizend vrijwilligers bij, en ook allerlei bedrijven bieden hun diensten aan, zegt senior beleids-adviseur Roswitha Weiler. Dit meeleven kan, net als bij de Bosnische vluchtelingen indertijd, omslaan in andere sentimenten: „Het is van groot belang om zorgvuldig om te gaan met -alle uitingen van betrokkenheid, en deze ook ten goede te laten komen aan vluchtelingen uit andere landen.”
Zo zijn er al berichten op sociale media dat de Oekraïners worden voorgetrokken ten opzichte van andere asielzoekers. „We moeten voorkomen dat dit een wij-zij-kwestie wordt”, zegt Weiler. Beter worden de huidige, warme gevoelens benut – bijvoorbeeld om permanente asielopvang in gemeenten te realiseren. „Een opvanglocatie in je wijk zou net zo vanzelfsprekend moeten zijn als een bibliotheek in je wijk.”
Omdat de Nederlandse overheid hoopte dat de Bosniërs zouden terugkeren, werden hun asielaanvragen lange tijd opgeschort – soms jarenlang. Dat betekende geen huis, geen werk en soms ook nauwelijks of geen onderwijs.
Esmir Majdanac ontvluchtte samen met zijn moeder en zusje Bosnië op veertienjarige leeftijd. Hij werd opgevangen in een vakantiepark in Eibergen in de Achterhoek, vertrok daarna naar een asielzoekerscentrum nabij Hengelo, Overijssel. In het azc volgde hij Nederlandse taalles, maar het zou vier jaar duren voordat Esmir naar een middelbare school ging. Toen was hij al achttien. „Misschien was die mogelijkheid er wel eerder, maar ik wist er niet van.” Vervolgens deed hij mavo en havo in drie jaar tijd, studeerde hij af aan de Universiteit van Amsterdam en volgde hij met succes een lerarenopleiding aan het conservatorium.
Een klein wonder
Dat mag, als je naar wetenschappelijke onderzoeken kijkt, een wonder heten. Want: elke maand dat een kind in de asielprocedure niet naar school gaat, daalt de kans op een diploma in het hoger onderwijs met 0,3 procent, blijkt uit onderzoek van het Centraal Planbureau. Het duurde vier jaar voordat Majdanac naar de middelbare school ging; een achterstand van 14,4 procent.
Een onzichtbare groep in de Nederlandse samenleving
Godfried Engbersen migratiedeskundige over de Bosniërs
Daarnaast geldt: hoe jonger een asielkind in Nederland arriveert, hoe groter de kans dat het een opleiding in het hoger onderwijs volgt. Majdanac was veertien jaar toen hij aankwam, de kans dat hij een hogeronderwijsdiploma zou halen was toen al met bijna 30 procent gedaald ten opzichte van een asielkind dat op vierjarige leeftijd arriveert.
Het is een les die lijkt te zijn geleerd, want een aantal Oekraïense kinderen zat al een week na aankomst op school.
Gezonde mensen
Gedwongen nietsdoen is hét recept om mensen onderuit te trekken, zegt traumapsycholoog Kaz de Jong van Artsen zonder Grenzen. Hij werkte tijdens de Bosnische oorlog in Sarajevo en adviseerde later het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA). „De meeste Bosnische vluchtelingen waren gezonde mensen. Toch mochten ze van ons twee tot drie jaar lang niets doen. Ja, dan wordt elk gezond persoon ziek.”
Hoe kan dit worden voorkomen? De Jong: „Houd vluchtelingen zo zelfstandig mogelijk. Neem niet hun leven over. Geef hun de mogelijkheid om zinvol bij te dragen. Laat ze zelf schoonmaken, koken. Natuurlijk, onder toezicht, maar laat die mensen hun leven leiden.”
In Putten maakten de leden van de plaatselijke basketbalclub Jurkic’ leven weer de moeite waard. Maar toen de clubleden vroegen of Jurkic, die in Bosnië de lerarenopleiding had gevolgd, de plaatselijke jeugd mocht trainen, zei de gemeente nee. En dus had de asielzoeker weer weinig om handen, want in afwachting van de beslissing over zijn asielaanvraag mocht hij niet werken.
We moeten niet meer de fout maken te denken dat asielzoekers voor even blijven, zegt rechtssocioloog Anita Böck-er. „Dat is zelden het geval.” Dus moet er nu al worden nagedacht over huisvesting, onderwijs, arbeid.
Het grootste probleem van de opvang en integratie van Oekraïense vluchtelingen is de huizenmarkt, zeggen betrokkenen. Die is te krap. De arbeidsmarkt is daarentegen ruim – en dat pakt beter voor hen uit. Het kabinet werkt naar verluidt aan vrije toegang van Oekraïners tot de arbeidsmarkt en het opheffen van de regel dat ze een tewerkstellingsvergunning moeten hebben. Dit zou op 1 april moeten ingaan.
De meeste geïnterviewden pleiten voor een soepeler omgang met buitenlandse diploma’s dan nu het geval is, anders staat die Oekraïense verpleegkundige straks toch paprika’s te plukken. Duitsland was en is er praktischer in – reden waarom veel Bosniërs indertijd naar dat land trokken, zegt Böcker. Daar mochten ze wél werken. Tijdens een recent onderzoek naar ouderenzorg in Duitsland zag de rechtssocioloog Hongaarse en Poolse verzorgers die bij behoeftige ouderen inwonen. „Hier moeten ze eerst Nederlands spreken en de Nederlandse cultuur kennen.”
Net als de Oekraïners, van wie velen vreselijke dingen zien, kampten de Bosniërs met oorlogstrauma’s. Al kwamen die niet direct naar buiten, merkte Braun indertijd in haar azc. „Het duurde zo’n drie maanden. Toen begonnen de slaapproblemen.” Niet altijd werd psychische hulp geboden. Soms omdat die er niet was, soms omdat de vluchtelingen die niet wilden, uit angst dat een oorlogstrauma een ‘probleem’ voor hun asielaanvraag zou vormen.
Onzichtbare groep
Een probleem werden de Bosniërs niet. „Een onzichtbare groep in de Nederlandse samenleving”, noemt migratiedeskundige Godfried Engbersen hen. Bij aankomst in Nederland waren veel Bosnische vluchtelingen relatief hoogopgeleid. Toen ze eenmaal naar scholen en universiteiten mochten, leerden ze hard; vandaag de dag verdienen ze het meest van alle vluchtelingen.
Ook ex-vluchteling Jurkic vond een goede baan. Leraar werd hij nooit, daarvoor kende hij in die beginjaren de taal onvoldoende. Omdat hij zeker wilde zijn van een goedbetaalde baan, zocht hij een Engelstalige opleiding met goede perspectieven. Nu is hij senior ICT-specialist bij het ROC Amsterdam. Al blijft Bosnië trekken. Binnenkort gaat hij terug. Zoals hij zelf zegt: voor de liefde.