Je eerste baan vormt je - Column DFT 13 april
Ik had eens een collega. Bij tegenslag bij een klant of verschil van inzicht tussen ons kwamen er vaak tranen. Die leidde ze in met de woorden 'daar zitten tranen achter'. Die dan rijkelijk vloeide. In het begin hadden de tranen een enorm effect op me. Ik trok direct mijn Super Woman Cape aan en ging redden. Als ik zelf de aanstichter van het leed was, putte ik mij uit in sorry's en paste ik mij aan. Een paar jaar later irriteerde het me juist en haalde ik mijn schouders op. Elke schaduwkant heeft een zonnige zijde; mijn collega kon uitstekend een stapje terugzetten, reflecteren, liet zich niet opjutten, koos haar eigen pad en tempo.
Andersom was ik juist de powervrouw. Bij tegenslag ga ik nóg een tandje harder werken, als ik flinke kritiek op een column krijg trek ik een AGU regenpakje aan en laat het van me afglijden. Als ik 's nachts een notitie had geschreven, hoopte ik dat mijn collega er gelijk 's ochtends mee aan de gang ging en niet een week later. Zo niet dan werd ik uiterst ongeduldig en controlfreakerig; erg irritant. En natuurlijk ook bij mij de zonnige keerzijde; ik houd van aanpakken, word actief van een coronacrises, kan enorm hard werken en ben op mijn best in crisesleiderschap. Conflictjes zet ik aan de kant voor het hogere doel: even aanpakken met elkaar. Een hoog geen bullshit gehalte.
Hoe komt het dat mensen zo verschillend in hun werk staan? Sinds Freud weten we hoe belangrijk je kinderjaren zijn. Hoe je je wel of niet aan mensen hebt gehecht, hoe je zelfbeeld is gekneed, of je trauma's hebt. Het bepaalt of je de wereld vertrouwt of niet. Of je naar voren stapt of achteruit deinst als er gevaar dreigt.
Er is echter nóg een belangrijk socialisatieproces. Je eerste baan. Hier krijg je waarden en overtuigingen mee over werken en over hoe je bijvoorbeeld om gaat met autoriteit. Arbeidssocialisatie. Mijn eerste baan was bij de politie. Piepjong, in een tijd dat daar nog weinig vrouwen werkte. Ik heb geleerd om tegen een hele slechte grap te kunnen. Om terug te duwen en een nog slechtere grap te maken. Dat je weliswaar ruzie kunt hebben met een collega, maar dat je je daar over heen zet als het op straat hot is. Dat je elkaar en je baas nooit in het openbaar afvalt. Door het vuur gaan voor mensen die jou ook hebben geholpen. Ik piep nooit over hard werken, maar na een sprintje kan ik ook heel goed een dagje lummelen.
Je eerste baan. Minstens even belangrijk als je ouderlijk huis. Het helpt om het er over te hebben. Met je collega's of toekomstige zakenpartner. Wat was jouw eerste baan? Wat heb je meegekregen? Hoe beïnvloedt dat je manier van werken en omgaan met crises nu?