Ontzielde organisaties
Mensen zijn tribale wezens. We leven eigenlijk het liefste in groepen van zo’n 150 mensen maximaal. Daar kennen we elkaar nog bij naam en hebben we zicht op waar ons eten vandaan komt en wie we wel en niet kunnen vertrouwen. We leven echter inmiddels al lang in veel groter verband. Met elkaar hebben we systemen gebouwd, waarmee we op veel grotere schaal kunnen communiceren en een tribe vormen. Die schaal wordt steeds groter en mondialer. Daarmee wordt de wereld meer een geheel, maar gek genoeg voelt die wereld soms minder heel. Om op zo’n grote schaal te kunnen functioneren hebben we bureaucratie en systemen nodig. Die systemen zijn soms ontzielend, persoonlijk menselijk contact wordt vervangen door scores en nummers. Hoewel dat niemands bedoeling is, kunnen organisaties daardoor gewelddadig en koud aanvoelen voor medewerkers, klanten, en patiënten. Zo beoordelen we kinderen van vier jaar voor hun knipwerkje op school al met een citoscore en nemen we niet altijd de moeite om bewoners in een verzorgingshuis echt goed te leren kennen. Hoe werkt die ontzieling van organisaties nu precies? Welke mechanismen liggen er ten grondslag aan het gevoel dat mensen er minder toe doen in sommige organisaties? Hoe hebben we systemen gebouwd die ons eerder gek dan gelukkig maken?
Om te ontdekken hoe de ontzieling van organisaties werkt, neem ik je mee op reis. Het is niet de meest prettige reisbestemming. Een slachthuis in de Verenigde Staten. Elke twaalf seconden wordt hier een dier gedood; ongeveer 300 per uur; een half miljoen per jaar. Mijn ideale reisbestemming zou dit slachthuis zeker niet zijn. Antropoloog Timothy Pachirat deed er zeven jaar undercover onderzoek, hij deed zich voor als medewerker. Hij sprak met heel veel medewerkers van het bedrijf. Daarbij was zijn vraag steeds: hoe komt het dat je niet gek wordt, als je hier werkt? Is het niet vreselijk om dagelijks te doden en in al dat leed te werken?
Pachirat borduurde voort op het werk van Zygmunt Bauman over de Holocaust en de systematiek van uitroeiing van Joden in de gaskamers van concentratiekampen, zoals Auschwitz. Natuurlijk gaat elke morele vergelijking tussen de Holocaust en een slachthuis van vee mank. Wat Pachirat, en ik, met dit verhaal willen laten zien, is hoe mensen overal ter wereld geweld en het doden van mensen of dieren ‘gewoon’ in plaats van gek zijn gaan vinden. Hoe we er aan zijn gaan wennen om organisaties en onze samenleving te ontzielen.
Wat geldt voor het slachthuis leert ons ook kijken hoe we omgaan met gevangenen, klanten, psychiatrisch patiënten, arbeidsmigranten in de landbouw, asielzoekers, krijgsgevangenen, dieren in de bio-industrie, patiënten in ziekenhuizen, medewerkers of moderne slaven die zich doodwerken in de productielijn van grote bedrijven. De Franse socioloog Elias beweerde al dat geweld helemaal niet is verminderd in onze evolutie en zogenaamde beschaving, maar dat we geweld alleen maar beter verbergen en verplaatsen. Voor wie écht durft te kijken, zal zien dat we in élke grote organisatie een aantal mind-fucks toepassen om ontzield handelen of geweld te mystificeren; we moffelen het een beetje weg.
Hoe komt het nu dat mensen ertoe in staat zijn en ertoe overgaan om ontzielde, gewelddadige organisaties te bouwen en erin te werken? Daarvoor hebben we als samenleving en in organisaties een aantal mechanismes ingebouwd die ons daartoe in staat stellen. We houden ons eigen brein een beetje voor de gek om zo wat te moffelen waartoe we eigenlijk in staat zijn. Er zijn drie ‘mind-fucks’ die we toepassen.
Mindfuck 1: Maak het onzichtbaar
Het lukt ons goed om geweld, opsluiting, uitsluiting, uitbuiting en industrieel doden (zoals in het slachthuis), onzichtbaar te maken voor de samenleving. Om bij het voorbeeld van het slachthuis te blijven: die staan meestal op een afgelegen terrein. Achter dikke muren en poorten. Met lange oprijlanen omgeven door prikkeldraad. Je komt er niet zomaar in. Onder het mom van hygiëne (op zich natuurlijk een valide reden) worden buitenstaanders zorgvuldig geweerd. In veel landen is het verboden om zonder toestemming foto’s of filmopnames te maken binnen een slachthuis.
Mindfuck 2: Deel het op
Als je het slachthuis binnenloopt, dan zie je dat er rode en blauwe gangen zijn. Die zijn strikt van elkaar gescheiden. Als je aan medewerkers van het slachthuis vraagt hoe het is om er te werken, dan zeggen medewerkers van de rode gang; ‘ach prima hoor. Ik dood geen dieren. Ik drijf alleen maar koeien en varkens uit de veewagens de gangen en sluizen in.’ Vraag je aan medewerkers van de blauwe gang of het niet vreselijk is om de hele dag te doden, dan krijg je het antwoord: ‘ach, ik dood geen dieren hoor. Ik snijd alleen maar stukken vlees in stukjes.’ En dat is ook zo. Medewerkers van de rode gang gaan over levende dieren, medewerkers van de blauwe gang over vlees van grote karkassen verwerken tot gehaktballetjes. Iedereen doet een stukje, een compartiment. Rood noch blauw doodt. De medewerkers van de blauwe en van de rode gangen spreken elkaar nauwelijks. Ze hebben een eigen ingang in het slachthuis. Eigen kleedruimtes. Een rode en een blauwe personeelskantine voor de lunch. Het is niet de bedoeling dat er enig verband wordt gemaakt tussen levende koetjes en dode gehaktballetjes. Ieder doet een stukje waardoor er geen gevoel van geweldstoepassing is, niemand ziet een dier zowel levend als dood. De verantwoordelijkheid wordt verdeeld. Net als bij de doodstraf in de Verenigde Staten: vier mensen drukken tegelijk op een knop waar vier giftige bestanddelen in een slang naar een centraal reservoir worden verzameld, waarna het mengsel het lichaam van de veroordeelde in gaat. Niemand is dus in zijn of haar eentje verantwoordelijk voor de dood. Door een gewelddadig proces in stukjes te hakken, wordt het minder gruwelijk om eraan mee te werken.
Toen Pachirat vroeg aan mensen of ze niet gek werden van hun werk zeiden ze: ‘Ik niet. Ik dood niet. Maar weet je wie echt maf zijn… de knockers. Daar moet je gaan praten’. De knockers slachten echt. Maken het dier dood. Zij werken in de witte ruimtes. Streng gescheiden van de rode en blauwe medewerkers. En dat doen ze niet zo lang. Het werk wordt uitgevoerd door arbeidsmigranten die niet tot het lokale netwerk horen. Om de paar maanden, als mensen inmiddels behoorlijk zijn afgestompt, worden de arbeidsmigranten ververst door een nieuwe groep. Ze horen niet bij de kerkgemeenschap en hebben geen kinderen op school. Wat er echt gebeurt achter de muren hoor je dus niet. Door de knocker als eigenlijke doder aan te wijzen, zijn de medewerkers die de bange dieren de sluis indrijven of zij die de organen verwijderen dat niet.
Mind-fuck 3: Ont-noem
We ontzielen. Ont-noemen. Zodra de dieren het slachthuis worden binnengereden in de veewagens, worden ze aangeduid met ‘vlees’. Ook een nog levend kalfje (dat we knuffelen en een naam geven op de kinderboerderij) is ‘vlees’ en wordt voorzien van informatie over gewicht en soort.
In Omaha, (Verenigde Staten) lukte het een slimme koe om te ontsnappen uit het slachthuis. Het was een tough cow en ze liet zich niet zomaar vangen. Een klopjacht volgde. Omdat de koe het verkeer ernstig in gevaar bracht, schoten toegesnelde politieagenten haar neer. Massale publieke verontwaardiging volgde over de onbarmhartige daad van de agenten. Hoe konden ze dat zomaar doen....
In 2002 ontsnapte nog een koe uit het slachthuis. Al snel kreeg het dier in de media een naam. Cinci. Cinci wachtte een gelukkiger lot. Ze werd gevangen met behulp van een complete reddingshelikopter en liefdevol opgenomen in een rusthuis voor bejaard vee. Van de burgemeester ontving Cinci de sleutel van de stad en werd een beroemdheid. Wie een naam heeft wordt… gezien.
Niet alleen in slachthuizen, maar ook in organisaties waar we het beste met klanten voorhebben, compartimentaliseren en ontzielen we. Delen we mensen op in stukjes. We bespreken leerlingen met onze mededocenten aan de hand van hun citoscores. We hebben in de ouderenzorg bewonersprotocollen in plaats van oog voor de behoeften van mevrouw De Vries. Delen ziekenhuizen op in specialismen in plaats van dat we naar de zieke mens als geheel en primair als mens kijken. Diagnosticeren in de psychiatrie aan de hand van de DSM. Hebben het over asielzoekersproblematiek en niet over Mo die zijn land moest ontvluchten. Brengen de knie van kamer 34 naar de operatiekamer in plaats van Lizette die graag sport.
In westerse organisaties zijn we kampioen in het gebruik van ontzielende terminologie. Overigens niet altijd met slechte bedoelingen, integendeel. Soms is het heel goed en handig om te ont-noemen. Als je als chirurg de gewelddadige handeling gaat uitvoeren om in een mens zijn hart te snijden, is het heel goed dat je niet weet dat meneer Jansen twee jonge kinderen heeft en zijn vrouw zwanger is. Dan is het nuttig om onzichtbaar te maken en een groene doek over meneer Jansen heen te leggen voor je gaat snijden. En als je een verbouwvergunning afgeeft als gemeenteambtenaar is het fijn als dat bij alle inwoners van de gemeente volgens dezelfde rechten gebeurt en er geen willekeur is, omdat iemand de ambtenaar kent of in een sjieke buurt woont.
Enige ontzieling en opdelen kan dus ook heel nuttig zijn. Maar als we het teveel doen en op momenten dat het niet nodig is, is het effect dat we in organisaties emotionele afstand nemen van de mensen naar wie we heel goed zouden moeten luisteren. Dat we onderscheid maken tussen wij en zij. Tussen mensen en “de anderen”. Daar worden we niet gelukkiger van, maar bouwen we een vervreemde leefomgeving mee.
Doormijmeren
Waar ontziel jij? Op je werk en in je leven? Welke procedures en handelingen voer je uit waar je eigenlijk geen goed gevoel bij hebt? Voel je je daar medeverantwoordelijk voor of niet echt? Omdat je maar een radartje in het geheel bent? Heb je last van je geweten? Of is het wel oké voor je? In welke processen in jouw werk en leven ben je gestopt met eigenaarschap te nemen? Waar en wanneer ben je de compassie kwijtgeraakt? Waar ben jij bij machte om juist weer te herbezielen, verantwoordelijkheid te nemen, namen te noemen en processen aan elkaar te lijmen?
Dit verhaal komt uit mijn boek 'Da's gek'.